Rokers doen steeds vaker een serieuze stoppoging met hulp van medicijnen. Het gebruik van varenicline, bupropion en nortriptyline voor deze indicatie nam in vijf jaar tijd met 35% procent toe.
Dat blijkt uit onderzoek van het CBG, uitgevoerd door het Nivel. Onderzoekers denken dat anti-rookcampagnes en de vergoeding voor stoppen-met-roken-programma’s meer rokers hebben aangezet tot het zoeken van hulp. Aan het onderzoek deden elk jaar circa 315 huisartsenpraktijken mee, met in totaal één miljoen patiënten.
Huisartsen zijn ondanks de stijging voorzichtig met het voorschrijven van medicatie, vanwege de bijwerkingen die kunnen optreden als misselijkheid, slapeloosheid en stemmingswisselingen. Een roker die aanklopt voor hulp wordt eerst aangeraden om intensieve begeleiding te vragen en nicotinevervangende middelen zoals kauwgum en pleisters te proberen.
Het gebruik van laatstgenoemde is tussen 2012 en 2017 zelfs meer dan verdubbeld. Deze explosieve stijging is vermoedelijk zelfs nog een onderschatting, omdat de onderzoekers alleen inzicht hadden in de doktersvoorschriften en niet weten hoeveel nicotinevervangende middelen zónder recept bij de apotheek of drogist zijn verkocht.
Van de rokers in Nederland probeert jaarlijks ongeveer een derde te stoppen. De meesten doen dat op eigen houtje, maar slechts vijf procent slaagt daarin. Wie professionele begeleiding zoekt vergroot het succes tot 20 à 30 procent. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat na zes maanden ongeveer 28 procent stopte na gebruik van varenicline en ongeveer 20 procent na slikken van bupropion en nortriptyline.
UA is uitsluitend voor apotheekmedewerkers en is niet bedoeld voor consumenten