Een coloscopie is geen pretje. Daarom is er in Nederland niet voor gekozen om mensen periodiek op darmkanker te screenen via zo’n kijkonderzoek van de darm, maar om een voorselectie te maken met een zelfafnametest. Maag-darm-lever (MDL)-arts Marco Mundt (Flevoziekenhuis, Almere) was betrokken bij de opzet van het bevolkingsonderzoek naar darmkanker.
Darmkanker ontstaat bijna altijd uit een poliep, een soort bobbeltje in het slijmvlies van de darm. Dat maakt darminspectie door middel van een scopie een goede methode om darmkanker in een vroeg stadium op te sporen en om poliepen – de voorlopers - te verwijderen. Want hoe vroeger je darmkanker opspoort, des te beter zijn de overlevingskansen. Voor die vroege opsporing is het bevolkingsonderzoek darmkanker opgezet. Mensen moeten wat ontlasting opsturen en als daarin bloedsporen worden aangetoond, is verder onderzoek nodig door middel van een coloscopie.
Als er bloedsporen in de ontlasting worden aangetroffen die boven de grenswaarde liggen, dan wordt de patiënt uitgenodigd voor een vervolgonderzoek: de coloscopie. Lees hier hoe dit plaatsvindt en hoe de patiënt zich daarop moet voorbereiden. Waarom is het vervolgonderzoek zo belangrijk? “Zelfs één poliep kan uitgroeien tot darmkanker”, aldus Mundt. Daarom is het belangrijk om alle poliepen te verwijderen.
De endoscopist let bij de coloscopie op de kleinste afwijkingen. Kleine poliepen zijn namelijk niet altijd even makkelijk te herkennen. Soms stulpen ze wat verder uit, maar vaak is het een klein bobbeltje, of een vlak stukje darmwand dat net een beetje anders van structuur is dan de rest. “Vooral die vlakke poliepen zijn moeilijker te detecteren. Hoe schoner de darm, des te beter ze te herkennen zijn”, aldus Mundt.
Alle gevonden poliepen worden verwijderd. “We weten namelijk nog niet welke poliepen zich zullen ontwikkelen tot darmkanker.”
Als er sprake is van darmkanker, en deze kan niet meer lokaal worden weggehaald, dan volgt bespreking in het behandelteam waarin een oncoloog, een MDL-arts, een chirurg en een radiotherapeut zitten. Met een CT-scan wordt gekeken hoe ver de tumor is doorgegroeid en of er uitzaaiingen zijn. Zijn er geen aanwijzingen voor verdere groei, dan verwijdert de chirurg het stuk darm waarin de tumor zich bevindt en de lymfeklieren die de lymfeafvoer van dit gebied verzorgen. Zoals bij alle kankeroperaties, worden de cellen van de snijranden en van de uitgenomen lymfeklieren onderzocht. Zijn er kwaadaardige of onrustige cellen, dan is er verdere behandeling nodig met chemotherapie, net als wanneer er uitzaaiingen worden gevonden. Dat is het terrein van de oncoloog. Zo niet, dan is de behandeling afgerond. De patiënt wordt dan regelmatig onderzocht om nieuwe tumoren of uitzaaiingen op tijd te ontdekken. Dat gebeurt deels weer bij de MDL-arts. Die controleert ook het operatiegebied in de darm en eventuele postoperatieve problemen.
Als de tumor in de endeldarm zit, is de aanpak anders. “De endeldarm ligt, in een nauw gebied in het kleine bekken, met diverse andere structuren eromheen. Bij een operatie is er meer risico op schade aan andere structuren en is het lastiger de tumor te verwijderen.” Daarom wordt kanker in de endeldarm eerst behandeld met radiotherapie en/of chemotherapie. “Zo maken we de tumor kleiner. Daarna kunnen we met minder risico opereren en zo mogelijk de verbinding met de anus herstellen. Dat geeft een grotere kans op genezing.”
Lees het volledige artikel in UA6-2020
UA is uitsluitend voor apotheekmedewerkers en is niet bedoeld voor consumenten